Konstanz-Santiago de Compostela 2013
Waarom ga ik op pad?
Vanaf 2006, toen ik samen met Thea mijn eerste stappen zette op een pelgrimspad naar Santiago de Compostela, heeft dit mij niet meer losgelaten. De jaren na onze gezamenlijke tocht in 2006 vanaf St.Jean Pied de Port groeide bij mij de wens om ooit eens een lange tocht naar Santiago de Compostela te mogen maken. Een droom werd het voor mij. Het leek mij gewoon prachtig om een lange tijd alleen met mezelf te zijn. Zoeken naar antwoorden op de vele vragen die ik had. Van huis uit zou ik dan gaan lopen. Op de dag (19-10-2012) dat ik stopte met werken (vroegpensioen) is alles in een stroomversnelling geraakt. Via internet kwam ik op een Duits pelgrimsforum met mensen in contact over de “Via Jacobi”, de pelgrimsweg door Zwitserland. Al snel liet ik het idee varen om van huis uit te gaan. Mijn weg die ik zou gaan lopen stond vast: over oude pelgrimswegen. Dwars door Zwitserland, Frankrijk en Spanje. Met name de Via Jacobi, Via Gebennensis, Via Podiensis, Camino Aragónes en de Camino Francés. Wegen met een rijke historie. Samen circa 2400 kilometer. Hiervoor denk ik ongeveer 100 dagen nodig te hebben. Natuurlijk ook heel benieuwd hoe het op zo’n lange tocht gaat met mijn diabetes en coeliakie. Vanwege rugklachten ga ik met een wandelkar. Hoe gaat me dat af?
Gedurende mijn pelgrimage hield ik trouw elke dag een dagboek bij op mijn mini ipad. Na mijn thuiskomst wilde ik hier iets mee gaan doen. Nu, dit boek is het geworden. Verwacht niet een opeenvolging van literaire hoogstandjes. Het is gewoon mijn dagboek, geschreven zoals ik mijn camino dag na dag heb mogen ervaren. Een boek met indrukken van de route ongerwaeg. Met verhalen van ongerwaeg. Met ontmoetingen van ongerwaeg. Met emoties van ongerwaeg. De titel die ik mijn boek heb meegegeven: Ongerwaeg… met een rugzak vol vragen. Antwoorden hoopte ik ongerwaeg te vinden. Daarom ging ik ook alleen op pad. Hoewel ik vaak heb moeten horen: geis ze ganz allein op paad! Ja, alleen. Vrij zijn in doen en laten. Dit boek is speciaal voor Thea, mien leef. Zij heeft mij de vrijheid gegeven om mijn droom te verwezenlijken. Zij was ook mijn steun en toeverlaat (op afstand) tijdens moeilijke momenten ongerwaeg. Grote bewondering voor haar dat ze mij heeft vergezeld van Genève naar Le Puy en Velay. 14 Dagen lang door regen, hagel, sneeuw, kou en heel veel modder.
Hieronder enkele korte stukken uit mijn boek.
Zondag 28 april 2013. Naar Konstanz.
Afscheid nemen
Het heeft me goed gedaan, de gezellige afscheidsborrel die ik gisteren met familie en vrienden heb gehad. Fijn dat ze nog even gedag zijn komen zeggen. Vanmorgen ben ik al vroeg uit de veren. Ik merk dat ik behoorlijk nerveus ben. Mijn rugzak en wandelkar zijn er klaar voor. Ze staan in de keuken op mij te wachten. Vandaag begint mijn pelgrimstocht van Konstanz naar Santiago de Compostela. Lekker vrij zijn, lopen door de natuur en geen stress meer aan mijn hoofd, geen last van te drukke bazen. Ja, vandaag gaat het beginnen. Ik hoef alleen maar voor mijzelf te zorgen. Het is alsof ik droom. Laat die droom maar werkelijkheid worden. Eerst ga ik nog lekker met Thea ontbijten, miene sjat. Ik zal haar de komende maanden zeker gaan missen.
Maandag 29 april. Naar Tobel/Tägerschen. 28 km
Aan de praat gehouden
Het is maandagmorgen, dit is mijn dag. Na een goede nachtrust sta ik om zeven uur op. Ik ontbijt op de kamer, waarna ik alles inpak en op de wandelkar bind. Om half negen ben ik er klaar voor. Ik heb er ontzettend veel zin in om op weg te gaan. Op weg naar…
Bij de grensovergang met Zwitserland tref ik een heel belangstellende dienstdoende douanier aan.
“Waar gaat het naar toe?” vraagt hij. “Santiago de Compostela”, is mijn antwoord.
"Oh ein ganz toller Weg ist der Weg durch die Schweiz". Hij raakt niet uitgepraat. Wie of wat intussen de grens over wil, wordt met een achteloos handgebaar toegelaten, zo van: komaan jongens, laat maar gaan. Na zo’n 15 minuten samen gekletst te hebben ga ik toch echt verder. Tschüss, auf Wiedersehn. Hier staat al de eerste wegaanduiding, een bord met daarop: ‘Schwabenweg en Via Jacobi nr.4’.
Woensdag 1 mei. Naar Rapperswil. 8 km
Kapotte hiel
Vanmorgen na een ouderwets boerenontbijt ga ik samen met Walter om 8 uur op weg. Buiten ziet het er veelbelovend uit. Walter gaat nog wat inkopen doen bij de bakker om de hoek en ik ga verder. Ongerwaeg krijg ik last van mijn hiel. Gisteravond zat er een behoorlijke wond. Vreemd dat ik er gisteren tijdens het lopen niets van gemerkt heb. Ik ben dan wel diabeet, maar dit had ik moeten voelen. Was ik dan gisteren toch maar even bij de Heilige Idda aangegaan. Ergens voor Gibswil heb ik er zoveel last van dat ik een extra pauze inlas. De schoen en sok gaan uit en ai … wat ik zie is niet goed. Een bloederige wond. Tranen rollen over mijn wangen. Potverdikke, hoe kan dit? Even zie ik het niet meer zitten. Moet het hier al stoppen!! Ik spreek mezelf vermanend toe: niet meteen het ergste denken! Ik probeer de wond zo goed mogelijk af te plakken en kijk of ik de schoen goed aan kan. Eenmaal weer op weg, voelt het niet echt lekker.
Zaterdag 4 mei. Naar Brunnen. 26 km
Warme ontvangst na 1024 meter dalen
Wat een klote pad en dan zo steil. Ik citeer uit mijn wandelgids:
“Bei Malosen beginnt der Aufstieg zum Haggenegg. Schritt für Schritt gewinnen wir an Höhe. Keine Frage, die Steilheit des Weges überrascht, am besten geht man es langsam an.”
Inderdaad, het gaat ook niet anders dan langsam an. Het pad lijkt veel op een oude Romeinse weg. Ik duw de kar voor me uit, wat een stuk makkelijker gaat. Zo heb ik een beter zicht op de stenen. Hoe hoger ik kom, hoe meer sneeuw ik zie. De zon laat zich intussen niet meer zien. Regelmatig moet ik pauzeren. Boven ligt nog veel sneeuw. Het geeft een voldaan gevoel als we eindelijk aankomen bij Gasthof Haggenegg. De klim heeft veel van mij gevergd, maar toch, het was een bijzondere ervaring.
Als ik bij het gastenhuis van het klooster aankom, word ik hartelijk ontvangen door zuster Irena. Wat een lieve aardige non. Aan mijn Duits hoort ze dat ik geen Duitser ben. Nein, ich komme aus der Niederlanden!
Meteen wat andere zusters erbij: ein Pilger aus Holland. Den müssen wir uns mal angucken!
Maandag 6 mei. Naar Lungern. 28 km
Te gast bij Vanamali
Na lekker te hebben gebadderd, drinken we samen een kruidenthee. Hierna kan ik aan tafel. Ze heeft een Indiaas recept gekookt. Rijst met brandnetel, vruchtjes, rode kool en kruiden en daarbij een zelf gemaakte yoghurt, aangemaakt met mango en een en ander wat ik niet kan thuisbrengen.
Maar heerlijk is het! Tijdens de maaltijd hebben we een gesprek dat voornamelijk gaat over kinderen. Over haar kinderen, Radhika en Noah. Waar ze duidelijk heel trots op is. Over de kansarme kinderen in India. Zij werkt hier in Zwitserland voor een stichting die zich inzet voor deze kinderen. Als ze mij vraagt of ik kinderen heb, breekt er iets in mij en word ik heel emotioneel. Zij kijkt mij zwijgend aan en haar blik geeft mij het vertrouwen om te vertellen....
Woensdag 8 mei. Naar Interlaken. 27 km
Daar sta je dan, voor de .....
Dan sta ik ineens voor... de Hängeseilbrücke over de Unterweidligraben. Ben ik goed verzekerd? Wat als? Even denk ik aan Indiana Jones. Ik neem alvast een schoenveter uit mijn rugzak voor als ik...
De overspanning is, schat ik 75 meter. Bij iedere stap schommelt de brug... effe een schietgebedje! Als ik in het midden sta, nadert vanaf de overkant een echtpaar. Ik vraag of ze een foto willen maken. Dat is goed. Heelhuids bereik ik de overkant en zie de anderen een voor een de brug op gaan. Elisabeth staat doodsangsten uit, ze heeft last van hoogtevrees en Schwindlichkeit. Als ik uiteindelijk in Oberried aankom, is het inmiddels twaalf uur. Ik zoek een restaurant waar ik kan eten. Salade, broccoli, friet en twee stukjes vlees. Het smaakt goed. Met een alcoholvrij biertje spoel ik alles weg.
Zaterdag 11 mei. Naar Heitenried. 18 km
Ongeloof, tranen en weet ik wat nog meer
Ik vraag haar of ze bekend is hier. “Ja sicher”. Ze weet me dan ook te vertellen dat de Coöp aan de Jacobsweg ligt. Als ik links de weg vervolg zie ik de kruidenierszaak al liggen. Met wagen en al trek ik door de winkel. Het is wel uitkijken geblazen dat ik met mijn kar geen stapel blikken omvertrek. Zij voeren het assortiment van Schär. Ik neem drie dubbele broden mee. Buiten stop ik alles in de rugzak op de wagen. Voorlopig hoef ik geen honger te lijden. Voordat ik verder ga, wil ik eerst mijn slaapplekje voor vannacht regelen. Ik bel met de Pilgerherberg in Heitenried. Een uiterst vriendelijke man staat mij te woord. Aha der Holländer mit dem Glutenfreiem Diät. Ik klapper met de oren. Hoe weet die dat?
Dinsdag 14 mei. Naar Vucherens. 26 km
Alsof ik door een schilderij loop
Ondertussen krijgen we ook nog wat Franse les van madam. (Une chambre= een kamer. Je cherche= ik zoek. Ce soir=vanavond)
Zo steken we nog eens wat op! Na deze les zijn we in staat om een kamer te reserveren. (hoop ik!) Kwart over acht zijn we vertrokken. Het belooft een warme dag te worden. De enige deze week, aldus madam Esnler. Voor de andere dagen: regen, regen! Oftewel: la pluie, la pluie! En laat dat nou een Frans woord zijn dat ik helemaal niet wil kennen.
Vrijdag 17 mei. Genève.
Wachten op Thea
Ook zijn er twee afbeeldingen van Jacobus te zien. Op een ervan staat Jacobus afgebeeld in een hermelijnen mantel. Eenmaal buiten staan al enkele groepen toeristen te wachten om met een gids naar binnen te gaan.
Ik volg nog een stuk route om te zien waar we morgen op aan moeten. Negen kilometer is het van de kathedraal naar de Franse grens. Als ik nog een stuk langs het meer wandel, is het gelukkig droog geworden. Ik doe nog wat inkopen voor morgen en verheug me op de komst van Thea. Om kwart over vijf ga ik naar het station om haar af te halen. Precies op tijd arriveert de trein. En ja hoor, ik zie haar in de verte al komen. Geëmotioneerd vallen we elkaar in de armen. Ik ben heel blij om miene sjat weer te zien. We laten de drukte van de stad voor wat die is en lopen meteen terug naar ons hotel. Nadat we ons hebben verfrist, zoeken we het restaurant op. Fijn om weer samen te zijn.
Dinsdag 21 mei. Naar Cremont. 26 km
Alle zegen komt van boven
Etienne komt ook nog aan. In plaats van “gewoon”een stempel te zetten, maakt hij er echt werk van, een schilder waardig: hij tekent in elke credencial een afbeelding van “Le Moulin”. Hij stelt daarna voor om morgen de rugzakken voor ons mee te nemen naar Yenne. Hij moet hier naartoe voor een klus. Dit aanbod nemen we graag aan. Nog even de weersvoorspelling voor de komende dagen: regen, regen en zelfs op een hoogte van 700-800 mtr. sneeuw. Maar, Ramses Shaffy zong het vroeger al: we zullen doorgaan!
Donderdag 23 mei. Naar Les Abrets. 24 km
Wat een mooie dag
Als we verder lopen naar ons onderkomen voor de nacht, stopt er een auto. Hierin zitten onze gastvrouw en Elisabeth, die naar de dokter gaan. Het gaat niet goed met haar teen. Ze wil hier graag een professionele mening over.
Even later loopt een jongetje van ca 10 jaar ons voorbij. Hij kijkt ons aan en vraagt: “Pelerin, pelerin?”
“Oui, oui, petit homme” Dan gaat hij er als een haas vandoor.
150 Meter verder komen we voorbij een hek, met daarachter een tuin.
Hetzelfde jongetje staat achter dit hek en roept ons na:
”Bon voyage et Buen Camino, pelerins, bon voyage”.
“Merci, merci”
Zaterdag 1 juni. Naar Le Puy en Velay. 23 km
Fantastisch. We zijn in Le Puy
Voordat we in het centrum zijn, hebben we al heel wat trappen beklommen. Zo komen we bij de kathedraal Notre Dame du Puy. Maar voordat we deze kunnen bekijken, moeten we nogmaals 129 trappen ( ik heb ze geteld) op. Gelukkig zijn enkels en knieën inmiddels wat gewend. In de kerk treffen we Hans, Hanna en Wilma, het Duitse trio. Even een praatje, maar we willen gauw weer weg. Want we moeten hotel Regina nog zoeken. Het pelgrimsbureau in de kerk is nog gesloten. Dus weer 129 trappen naar beneden en zoeken maar. Het oude centrum van Le Puy is heel mooi, maar ook heel druk. We hebben ook weinig tijd om te kijken want als we om vier uur niet in het hotel zijn, kan het zijn dat de kamer vergeven is.
Zo gaan ze hier om met pelgrims! Na lang zoeken vinden we het hotel.
Morgen zal ik weer alleen zijn, een van de vele pelgrims op de Via Podiensis.
Van de vier hoofdwegen die door Frankrijk voeren, is de Via Podiensis wel de allermooiste. Culturele en landschappelijke hoogtepunten rijgen zich aaneen. De kathedraal van Le Puy, de Abdij van Conques, de Kruisgang van Moissac en vele andere parels van de Romaanse bouwkunst. Het vulkaanlandschap, de kalkhoogvlakte. Ik verheug me er op. En hoewel ik Thea zeker zal missen is het ook goed om weer alleen verder te gaan.
Thea en ik hebben samen veel gepraat over het definitieve afscheid van vader Joep. En ook hebben we getwijfeld of ik nu al met haar terug zou gaan naar huis. Maar de laatste dagen heeft Thea regelmatig naar huis gebeld en de toestand van pap is redelijk stabiel. Dus hebben we besloten dat ik mijn weg zal vervolgen.
Dinsdag 4 juni. Naar La Clauze. 28 km
Alleen maar recht vooruit kijken
Lekker in het zonnetje op een rotsblok eet ik mijn boterhammen en yoghurt met muesli op. Als extraatje een stuk chocolade puur. Intussen is ook een hond aangeschoven. Maar helaas Fikkie: veur dich hub ich nieks mier. Alleen het yoghurtpotje mag hij uitlikken en dat doet hij vol verve.
In Saugues sta ik oog in oog met: La Bête de Gévaudan. Een uit de kluiten gewassen wolf. In het midden van de 17e eeuw zaaide dit beest in deze regio dood en verderf. De verhalen gaan, dat wel 100 vrouwen en kinderen ten prooi zijn gevallen aan La Bête. Het is mij ook opgevallen dat in andere dorpen waar ik doorheen loop, wel iets staat wat hier aan herinnert.
Ik heb beelden gezien. Maar ook houtsnijwerk. Verder is Saugues helemaal op pelgrims ingericht.
Donderdag 6 juni. Naar Les Quatre Chemins. 27 km
38 pelgrims, 46 wegkruisen en een motor
die niet op gang wil komen
Om drie uur kom ik aan op mijn slaapplaats: Chez Regine. Een oud krakkemikkig vrouwtje staat achter een zeer krakkemikkige bar.
Ik vertel haar dat ik gereserveerd heb.
Ze neemt me mee naar een huis, 10 meter verder.
Hier wijst ze mij de slaapkamer aan.
Om heel kort te zijn: ik zit hier in een gehucht van 80 inwoners.
Mijn slaapplek is oké, de rest is erg vies.
Het barretje is al even vies en een blik in de keuken zegt dat ik morgenvroeg geen ontbijt hoef. Ik betaal de 14 euro voor het slapen en ga douchen.
De douche is redelijk schoon.
Mijn loopspullen gaan allemaal de was in. Een handwasje natuurlijk.
Zondag 9 juni. Naar Golinhac. 29 km
Wegwezen hier, ongelooflijk
Mijn voeten gaan sneller lopen. De eerste druppels vallen en het worden er steeds meer. Pierre staat bij een waterpunt zijn fles te vullen. Dat doe ik ook nog snel. Het dondert en begint steeds harder te regenen. Snel mijn regenpak aan en dan... een ongelooflijke harde knal.
Vlakbij ons slaat ergens de bliksem in. Als aan de grond genageld staan we daar. Come on Pierre wegwezen hier.
We rennen naar een boerenschuur waar we schuilen.
Een ontzettend noodweer heeft ons overvallen. Regen, hagel en bliksem. Maar we staan droog. Een half uur schuilen we hier. Gelukkig is het onweer opgehouden. Beiden zijn we erg geschrokken. De regen zal zo te zien niet ophouden. In een flink tempo ga ik verder bergafwaarts. Het water stroomt als een beek over de weg. En dan te bedenken dat ik ook nog het bos in moet. Ongelooflijk wat een waterpartijen. Zowel bergop als bergaf loop je door het stromend water. Uiteindelijk kom ik totaal verzopen aan op mijn slaapplek de gîte Le Hameau de St. Jacques op de camping in Golinhac.
Maandag 10 juni. Naar Conques. 23 km
Emotionele aankomst
Ongerwaeg vanmorgen spreek ik Thea weer. Ze vraagt mij om naar huis te komen. Mijn schoonvader gaat hard achteruit. Dan gaat alles heel snel. In het dorpje Espeyrac neem ik contact op met Interhelp in Nederland en bespreek met hen de situatie.
Om half drie sta ik bij de Abbey St. Foy met zijn twee torens en zijn bijzonder mooi timpaan. Een enorm gebouw uit de elfde eeuw dat midden in het dorp staat.
Aan de basis van dit indrukwekkend Romaans bouwwerk staat een monnik uit Einsiedeln n.l. Dadon die zich hier rond het jaar 800 vestigde.
In deze abdij heb ik een bed gereserveerd, wat ik nu ga annuleren. Geëmotioneerd vertel ik de man waarom ik naar huis ga. Hij heeft hier alle begrip voor en zegt: “one day your way goes further”. Bij de toerist office gaat mijn telefoon. Het is Interhelp. Ik krijg van hun mijn vlucht en- ticketnummer. Om tien over zes kan ik morgenvroeg vanuit Toulouse met de KLM terug naar Nederland. Ik bedank de dame voor de geweldige hulp. Ik hoef verder alleen nog een taxi te regelen naar het hotel bij het vliegveld. Madam du toerist office regelt dit voor mij.
Na een lange rit (2,5 uur) ben ik om half negen in Toulouse bij het hotel. Inchecken, vragen hoe ik bij het vliegveld kan komen. Kamer opzoeken en eerst kijken waar het vliegveld is. (zou 10 min. lopen zijn) Dan mijn rugzak opnieuw inpakken, nog wat kleren wassen voor morgenvroeg. (gelukkig staat de verwarming aan) Als ik hiermee klaar ben, neem ik alle tijd voor een lekker bad. Tegen twaalf uur kruip ik in bed. Een lange enerverende dag is ten einde. Morgenvroeg is het om half vier dag. Tien over zes vlieg ik naar huis.
Terug naar Conques.
Een paar emotionele weken liggen achter mij.
Blij dat ik snel naar huis heb kunnen gaan.
Weken, waarin we beetje bij beetje, afscheid hebben genomen van mijn schoonvader. Het deed me goed om te horen dat hij blij was dat ik teruggekeerd ben.
In een mooie dienst, opgeluisterd door prachtige muziek van de harmonie, waar pap ruim 70 jaar lid van was, hebben we definitief afscheid van hem genomen. Het is goed zo, de herinneringen zullen blijven.
Ik neem ze mee op mijn verdere weg.
Met een goed gevoel kijk ik op deze periode terug.
Het heeft me ook doen besluiten om terug te keren naar Frankrijk om mijn weg naar Santiago de Compostela voort te zetten. Thea staat achter mijn besluit om weer op weg te gaan, en daar ben ik haar heel dankbaar voor.
Vrijdag 5 juli keer ik terug naar Conques. Hier ben ik 10 juni moeten stoppen, maar hier zal ik op zaterdag 6 juli mijn weg weer gaan vervolgen. Ultreia!
Zaterdag 6 juli. Naar Livinhac-Le-Haut. 26 km
Het is even wennen, maar....
Op zijn kaartje zie ik dat hij een Duitser (Helmut, Allemagne) is.
“Wir kunnen auch Duits kalle”, zeg ik tegen hem.
“Aber du bist kein Deutscher”
“ Nee, ik kom uit Nederland”.
Hij woont in de buurt van Aken en hij doet dit werk al een paar jaar voor een Franse organisatie. Hij vraagt me waar ik gestart ben. Ik vertel hem in het kort mijn verhaal.
“Respect”zegt hij: das du wieder weiter gehst”. “Buen Camino”.
Met een ferme handdruk neem ik afscheid.
Ik verlaat Conques door de Porte du Barry. Steeds steil bergafwaarts over dikke keien die in cement zijn gelegd. Het is nog geen half acht en de zon staat al hoog aan de hemel.
Dinsdag 9 juli. Naar Vaylats. 33 km
Een bijzondere plek: Biej de zusters
Om zeven uur gaat de bel en kunnen we aan tafel. Samen met alle zusters wordt er gegeten. Heel apart. Voor aanvang wordt er eerst gezongen en dan worden wij (de pelgrims) door de hospitalera voorgesteld aan de zusters.
Met z'n drieën zijn we. Francis, Louise en ik. Applaus klinkt er bij het noemen van Canada en Nederland. Dan kunnen we aanvallen. Zo lekker en zo uitgebreid heb ik op mijn hele tocht nog niet gegeten. De meeste nonnen zijn behoorlijk op leeftijd. Maar ze hebben vaak gastzusters uit Afrika op bezoek. Deze blijven dan twee maanden. In de gloriejaren zaten hier 600 zusters!
Nu nog achttien. Vandaar ook dit enorme complex. Een bijzondere plek.
Zoë en noë gaon ich same mit de zusterkes pitten.
Voor het eerst ben ik bang ongerwaeg.
In de auto hangen nog drie van zulke figuren. Ze zitten wat te klooien met muziek. Zijn toon wordt luidruchtiger en hij maakt een portier van de auto open. Wild gebarend tegen de twee personen op de achterbank wijst hij naar mij. Waar ze het over hebben?? Geen idee! Ik krijg het Spaans benauwd,
en ich bun pas in Frankriek. Wat nu, als ze iets van me willen, kunnen ze het hebben. Zolang ze maar met de handen van me afblijven, denk ik stiekem.
Op dit moment heb ik niet het lef om door te lopen. Hij gooit het portier dicht en komt naar me toe. Een meter voor mij blijft hij staan en ik zie hem naar mijn Samsonitetasje kijken dat ik om mijn nek heb. Als een van zijn kornuiten ook nog uitstapt, ben ik voor het eerst echt bang. Ze willen....
Dinsdag 16 juli. Naar Condom. 28 km
Muggenplaag en een zwerm pelgrims
Proost! Om half drie keer ik terug naar de gîte La Casa du Pelerin. Mooi groot huis en heel netjes. “Jij bent de eerste vandaag”, zegt Elina. Ze wijst mij de slaapkamer waar vier bedden staan. Een hele grote en zeer propere badkamer heb ik tot mijn beschikking. Dat is niet overal het geval. Daarom kan ik dit des te meer waarderen.
Als ik weer fris en monter ben, alles schoon gewassen en opgehangen is, ga ik naar het centrum. Buiten is het mottig warm (34 graden). In de kathedraal is het heerlijk koel. In een zijkapel ga ik zitten en schrijf in mijn dagboek. Tegenover mij op een sokkel kijkt een anonieme heilige me met een schuin oogje aan. Wie het is weet ik niet, maar in gedachte zeg ik: neet sjtiekem aafkieke doe dao baove!
Als ik uit de kathedraal kom, maak ik nog een rondje en ga dan naar de gîte toe.
Om zeven uur kan ik eten. “Ik denk dat je vandaag de enige hier bent”, zegt Elina.
Alles is glutenvrij. Dit had ik gisteren met reserveren aangegeven.
In de verte hoor ik gedonder en is het behoorlijk donker aan het worden. Krijgen we regen?
Ongerwaeg zijn is:
In je zelf blijven geloven, iedere dag. (Didier)
Dinsdag 23 juli. Rustdag in Oloron St.Marie.
Ontmoeten
Gisteravond lekker gegeten. Allemaal eigengemaakte streekgerechten. Maar wat het allemaal was?? Manuel, een van de hospitalero’s heette mij bij zijn tafelrede speciaal welkom. Dutch pilgrims zijn niet zo vaak in zijn herberg.
Hij eindigde met de woorden: “Sjer, you walk a long way on the camino, but important "ontmoeten" many people”. Voor hem was het woordje "ontmoeten" belangrijk. Dit had een Nederlandse pelgrim hem geleerd, die hij ontmoet had op zijn camino, eerder dit jaar vanuit Arles. “Ontmoeten” was het enige woordje Nederlands dat hij kende (maar wel een heel belangrijk woordje). Hij nam zijn gitaar en speelde en zong wat voor ons. Intussen kwamen Antoine en Marta naar mij toe om afscheid te nemen. Dat deed pijn. Stiekem hoop ik Antoine en Marta nog ergens op de Camino Francés te treffen. Wat een fantastisch stel. Angelika had ik ’s avonds voor het eten nog in het dorp getroffen. Ook haar zal ik missen. Van Jacques heb ik in Sauvelade al afscheid genomen. Zij waren voor mij een geweldig gezelschap. Scheiden doet lijden, maar onze wegen gaan hier uit elkaar.
Ik ga over de Somport-pas, zij gaan allen over St. Jean Pied de Port.
Een ding is zeker, we zullen allen nieuwe mensen ontmoeten.
Ongerwaeg zijn is:
Ontmoeten en praten, wat heel belangrijk is. (Manuel)
Woensdag 24 juli. Naar de Somportpas –Villanúa. 20 km
Prachtig Spaans onthaal
Steeds verder daal ik. Over oude bruggen, langs diepe kloven, over rotspaden en steeds die prachtige bergwereld om mij heen. Om drie uur kom ik aan in Villanúa bij Albergue Triton. Op het terras neem ik plaats: uno CERVEZA, por favor! Heerlijk, aug die Sjpaanse ingelkes kenne der wat van… Ik vraag of ik hier kan slapen vannacht. Dat kan. En eten gaat ook vanavond. Goed zo, dat is geregeld. Mijn kamer is klein, maar voor mij groot genoeg. Ik ga douchen, was wat kleren uit en doe het raam dicht voor de vliegen. Ik maak een rondje door het dorp, maar het lijkt wel uitgestorven. Even kijk ik nog hoe laat de kleine supermarkt om de hoek open gaat.
Terwijl ik aan mijn dagboek werk, zijn er verschillende pelgrims neergestreken. Ik zal vanavond bij het avondeten eens kijken wie het zijn. Voor nu alvast een: Buenas Noches.
Ongerwaeg zijn is:
Ervaringen delen, met wie... dat doet er niet toe. (Reinaert)
Zaterdag 27 juli. Naar Undués de Lerda. 22 km
Het "verdronken" land
Aan de jongeman achter de bar vraag ik om een slaapplek. Geen probleem, plaats genoeg hier. Ik bestel een Franziskaner weissbier. Buiten ga ik op een bankje zitten om ten volle te genieten van mien pilske. Dat smaakt. Mmm.
“Als ik nog wat wil eten, kan dit”, zegt de jongeman. Na het karige ontbijt van vanmorgen kan er wel wat bij. Ik bestel alvast het menu del dia. Even later roept hij me. Het is heerlijk: een heel bord vol asperge met knalrode gerookte ham. Tortilla España met koude schotel en paprika's. Waat waar det lekker. En een citroenijs als toetje. Water en wijn spreekt voor zich.
Om drie uur neemt een andere jongeman me mee naar de albergue, die schuin tegenover de bar annex restaurant ligt. Een geweldige, pas drie jaar oude albergue, vast gebouwd aan de kerk. Ik wil meer te weten komen over Ruesta en vraag hem hierna. Hij spreekt gelukkig goed Engels.
Bij de aanleg van het stuwmeer Embalse de Yesa in 1952 is veel vruchtbare landbouwgrond verloren gegaan. Het gevolg was dat Ruesta helemaal in verval raakte. Dit kwam door het wegtrekken van de bewoners. Hun landbouwgronden stonden immers onder water. De mensen hier waren er afhankelijk van voor hun levensonderhoud.
Ongerwaeg zijn is:
Carpe Diem. (Bruno)
Zondag 28 juli. Naar – Izco. 30 km
Windmolens en vlinders
Het valt mij op dat er veel waterbakken staan. De een groot, de ander klein. Het water komt door een pomphals in de bak terecht. Door een gat net onder de rand gaat het weer er uit. Steeds dus vers water in de bak. Wel staat er overal een bordje bij dat het niet drinkbaar is. Een kilometer onder de top kom ik er weer een tegen. Deze is behoorlijk groot. Ik houd mijn handen eronder en gooi wat water in m’n gezicht. Wat een verfrissing, heerlijk. De rugzak gaat af, de schoenen en sokken uit, hemd en... even om me heen kijken: niemand te zien, dus… in mijn blote bast in de bak. Wat een verfrissing hier midden in de natuur. Een paar keer helemaal onderdompelen en ik ben weer fris als een hoentje. Afdrogen, aankleden en weer verder.
Woensdag 31 juli. Naar Villamayor de Monjardin. 26 km
Een pelgrimsprocessie
Maar als ik langs Bodegas Irache kom, komen de herinneringen weer boven. De bron met aan ene zijde water en de andere zijde wijn is er nog steeds. Tja, echt belangrijke zaken vergeet men niet. Ich doon mer get water biej de wien.
Het is hier erg druk en vooral veel Duitsers. Ongerwaeg naar Villamayor de Monjardin vormen we bijna een processie: Amerikanen, Japanners, Koreanen, Slowaken, Ieren, Duitsers, Engelsen, eine Ruiverse jông... Ik weet het al niet meer, zoveel. Iedereen kreunt en puft van de hitte.
Om 12 uur ben ik in Villamayor de Monjardin. Hier blijf ik vandaag. In een uiterst moderne en vrij nieuwe albergue word ik ontvangen door twee hospitaleros. Na de papieren afhandeling en de betaling, krijg ik een sloop en hoeslaken. De prijs is inclusief ontbijt. De ruimtes boven zijn werkelijk prachtig. Misschien een nadeel: de kerk staat weer naast de deur. Zal het vannacht: loeiende klokke van ut Sjpaanse landj zien!!??
Woensdag 7 aug. Naar Castrojeriz. 27 km
Hè, vier benen!
Als een komisch figuur wankelde hij door de kamer. Ik zei tegen hem: “Je hebt teveel wijn op, je hebt pudding in de benen”. Paulo nam enkele foto's.
Voor“die mamma” thuis. Leuke kerels, dat mag gezegd worden.
Vanmorgen ging ineens een telefoonalarm af. Boven mij hoorde ik gerommel en zag tot mijn verbazing ineens vier benen langs het bed hangen.
Hoe zit dat nou, vroeg ik mij af.
Dacht gisteravond toch dat de drie stapelbedden bezet waren, toen het licht uitging. Een jong Spaans stel, dat ieder een bovenbed had, kroop uit het bed boven mij. (heb ik iets gemist vannacht??) Toen ze op de grond stonden, pakten ze elkaar nog eens lekker vast en kusten elkaar innig. (det is de jeugd, dink ich mer). Zo, deze dag kan voor hun niet meer stuk.
Ongerwaeg zijn is:
De camino is maar de weg, de mensen dat zijn de verhalen.
(Paulo en David)
Woensdag 14 aug. Naar Rabanal del Camino. 35 km
Muzikaal onthaal
Ik loop door en hoor hen zingen: Ultreia. De laatste kilometers moet ik regelmatig stoppen. Het is heet en ik merk dat ik moe word. Ik moedig mezelf aan. Kom op man. De laatste dagen heb ik veel pelgrims gezien die een vermoeide indruk maakten. Met name ook jongere pelgrims. Vaak moest ik denken aan dit lied van Ramses Shaffy: “Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder”. Want het is toch vaak ploeteren geblazen.
Ik zie pelgrims zingen,
Ik zie pelgrims vechten met hun emoties,
Ik zie pelgrims huilen van pijn of geluk,
Ik zie pelgrims bidden,
Ik zie pelgrims lachen,
Ik zie pelgrims werken, om te lopen,
En al deze pelgrims, bewonder ik.
Om half vier ben ik bij de albergue van de Engelse vereniging van Jacobus. Ik word er hartelijk ontvangen en als de dame bij het inschrijven ziet dat ik Nederlander ben, roept ze een andere hospitalero. Arthur is Nederlander en werkt hier als vrijwilliger voor de Engelse St. James vereniging.
Ongerwaeg zijn is:
Walking with your body and your mind,
So think, God is always with you. (Christopfer)
Zondag 18 aug. O Cebreiro.
Genieten van deze dag
In een stampvol O Cebreiro was gisteravond geen plaats meer voor veel pelgrims. De albergue (100 plaatsen) was om vijf uur al helemaal vol. Mensen die kamers verhuurden, hadden ook niets meer te bieden. Er vonden dan ook de nodige discussies plaats. Zo zag ik pelgrims om acht uur ’s avonds nog noodgedwongen doorlopen naar een volgende plaats. Om zeven uur bezocht ik de pelgrimsmis. Het kerkje, Santa Maria A Real do Cebreiro, zat goed vol. Voor aanvang kocht ik een mooie waskaars, die ik bij het beeld van Santa Maria heb aangestoken. Een kaars speciaal voor alle mensen die mij hierom gevraagd hebben. Bij deze dan, graag gedaan. De dienst werd geleid door twee Franciscaner monniken, die in deze kerk werken als pastor. In de kerk was ook een kapel, helemaal in het teken van de heilige Franciscus. Vooraan in de kerk stond een mooi groot beeld van Franciscus, diedoor de vele Italiaanse pelgrims vereerd wordt.
Ongerwaeg zijn is:
Traume nicht dein Leben, Lebe deinem Traum. (Clemenz)
Dinsdag 20 aug. Naar Gonzar. 34 km
Een ellendige dag
Dit is niet de voorstelling van de camino die ik bij mijn vertrek had. Denk je hier in alle stilte, alleen met je gedachten, te kunnen wandelen. Heb je gezien hoevelen er lopen, append of sms’end met hun telefoon?”
”In alle stilte en rust lopen is voorbij”, zeg ik tegen haar.
“In Zwitserland en Frankrijk liep ik dagen alleen, soms met een enkele pelgrim samen. Vaak was de wind, de zon, de regen en de stilte mijn enige metgezel.
De ongekende vrijheid, de momenten van totale gedachteloosheid, het gevecht in je hoofd met gebeurtenissen uit het verleden, alleen zijn met je onvervulde verlangens, de energie van de natuur voelen; dat is voor mij de camino”. Ik voel dat ik haar raak met mijn verhaal. Maar tegelijk ervaar ik even intens haar teleurstelling. Zo zitten we daar beiden met de tranen in onze ogen voor ons uit te staren. Ik ben er helemaal klaar mee. We praten nog wat, maar dan ga ik toch maar verder. Eilla blijft nog zitten. Ik wens haar nog een paar fijne dagen toe.
Ongerwaeg zijn is:
Genieten en je hoofd proberen leeg te maken, maar niet zo. (Eilla)
Donderdag 22 aug. Naar Pedrouzo. 27 km
Wat een einde van mijn camino!!
Gisteravond kregen we als toetje nog te horen dat het morgen in Pedrouzo overvol is. Vrijwel alles zou volgeboekt zijn. Zo, een prettig vooruitzicht is dat. Ook schijnt de weg naar Finistère hartstikke vol te zitten. Maria-Crux vroeg wat ik de volgende dag van plan was. Toen ik haar vertelde dat ik de volgende dag niet verder dan Pedrouzo zou gaan , keek ze mij bedenkelijk aan. Ik zei er bij dat het zeker geen 35 km zouden worden. “Desnoods ga ik met de bus verder. We zien morgen wel”, voegde ik eraan toe. Zij twijfelde. Jürgen, de Duitse jongen die ook bij ons op de kamer sliep, wist ook niet wat hij zou doen. Maria-Crux kende wel enkele adressen in Santiago, waar we eventueel zouden kunnen overnachten. Die had ze van haar broer gekregen. “Zal ik wat regelen”, vroeg ze aan ons beiden. Ja, dat zou wel zo handig zijn. Ze reserveerde voor de eerste nacht twee kamers dicht bij de kathedraal, met de mogelijkheid voor meer nachten. Fijn! Alles noteerde ze keurig op een briefje en wel in tweevoud, zodat we beiden de weg wisten. We bedankten haar en ik ging naar bed.
Ongerwaeg zijn is:
It is not only the way, but also the meetings.(Maria-Crux).
Vrijdag 23 aug. Naar Santiago de Compostela. 19 km
Aankomst, de laatste dag!
Zr. Antoni Mary
Als ik een kijkje neem in de kleine kapel daar, komt een zuster naar mij toe.
Ze vraagt waar ik vandaan kom. Ook komt een ouder echtpaar met, ik denk, hun zoon naar mij toe. De man vraagt mij in rap Spaans het hemd van het lijf. Gelukkig, de zuster vertaalt het voor mij in het Engels. Hij wil weten waar ik vandaan kom en waar ik mijn camino begonnen ben. Dit vertel ik de zuster en zij tolkt. Hij weet niet hoe hij mij moet "knoevelen". Ik mag daarnaast enkele ferme handdrukken in ontvangst nemen. Mijn schijnbaar uitzonderlijke prestatie spreekt zich snel rond bij de kapel. Verschillende mensen komen mij de hand schudden. Anderen willen met mij op de foto, ongelooflijk. Ik laat dit allemaal gelaten over mij komen. Dan vervolg ik mijn gesprek met zuster Antoni Mary. Zo heeft ze zich inmiddels aan mij voorgesteld. Eerst vertelt ze iets over de kapel. Dan vraagt ze mij of ik katholiek ben. Als ik dit bevestig, wil ze meer weten.
“Ben je uit godsdienstige overtuiging op de camino?” Ik vertel haar dat het voor mij als katholiek zeker wel meespeelt.
“Ben je met een speciale reden op weg?”
“Niet echt”, zeg ik tegen haar. “Ik ben uit het arbeidsproces gestapt omdat het kon en op deze manier wilde ik de werkzame periode afsluiten. Tijdens mijn tocht kon ik rustig terugkijken op deze levensfase. Maar het is ook vanaf 2006 een droom van mij geweest om zo'n tocht te ondernemen. Ze merkt dat ik emotioneel wordt. “Waarom”, vraagt ze.
Daarna loop ik langs het pelgrimsbureau. Hier kun je de Compostela ophalen die je krijgt na het overleggen van je credencial. Ik zie van verre al dat dit nu geen zin heeft. Een enorme rij mensen staat hier te wachten. Nee, laat ik maar eerst de slaapplek zoeken, die Maria-Crux voor mij heeft geregeld. Met het stadsplan in de hand loop ik het steegje in, steegje uit, op zoek naar de Praza da Prescaderia Vella. Hier ligt bar Pepe waar ik me moet melden. De barkeeper belt met de verhuurster en zij is er binnen 2 minuten. Het appartement ligt schuin tegenover de bar. Ik krijg een mooie kamer en dat voor een zacht prijsje van 15 euro. Eerst ga ik mijn rugzak even uitmesten, alles wat overbodig is, gaat er uit. Een dutje en daarna een lekkere douche doen wonderen. Ik ben weer een hele vent. Op een kleine Praza net buiten de oude stad eet ik heerlijk op een terrasje. Met een stevige cerveza er bij, laat ik het mij hier goed smaken. Mijn gedachten gaan terug naar de drukte van de afgelopen dagen. Maar ook naar de enorme drukte op de Praza de Obradoiro, het plein voor de kathedraal, bij aankomst vanmorgen. Zoveel pelgrims, ongelooflijk. Natuurlijk denk ik ook aan mijn terugkeer naar huis morgenvroeg. Jammer, dat er nu zo’n abrupt einde aan mijn camino komt. Het is niet anders.
Zaterdag 24 aug. Terug naar huis.
Weer oppe Ruiver
Om kwart voor vier sta ik op. Ga me wassen, eet wat en pak mijn rugzak in. Onder in het portaal van het appartement wacht ik op de taxi. Deze komt mij om half vijf ophalen. Ik ga niet naar buiten, omdat er teveel volk rondhangt. En dat geeft me niet echt een veilig gevoel. En eenmaal buiten, kan ik niet meer terug naar binnen. De sleutel heb ik boven op de deur moeten laten staan. De taxi is mooi op tijd en binnen een kwartier sta ik op het vliegveld van Santiago de Compostela. De incheckbalie is al open en ik check direct in voor mijn vlucht naar Düsseldorf met een overstap in Madrid. Na een korte vlucht (50 min.) naar Madrid en een vlucht van 2 uur naar Düsseldorf stap ik om tien over twaalf in de middag uit. Mijn rugzak heb ik zo te pakken. Door de uitgang lopend, zie ik Thea al staan. Gelukkig en blij vallen we elkaar in de armen. Tranen van emotie. Zwager Wim komt ook aangelopen. Met een ferme handdruk begroeten we elkaar. Fijn hem weer te zien. Na een ritje van 40 minuten zijn we thuis.
Een versierd huis verwelkomt mij, sjoën gedaon!
Na een beetje rust en een lekker bad, heb ik de rest van de dag familie en vrienden op bezoek. Mooi, al die belangstelling voor mijn camino. En ik merk dat mijn verhalen over de tocht ook hun wat doet!
Ongerwaeg zijn is:
Ontmoeten, dromen, genieten en aanvaarden (Ger)